Meelopend frezen versus tegenlopend frezen

Elke keer dat een freessnijkant in een snede intreedt, wordt deze onderworpen aan een schok. Het geheim van succesvol frezen is het vinden van het juiste type contact tussen de snijkant en het materiaal bij de intrede- en uittredepunten van de snede. Bij een freesbewerking wordt het werkstuk met of tegen de richting van de freesrotatie gevoed, hetgeen invloed heeft op de start en einde van de snede en of de meelopend- of tegenlopend freesmethode wordt gebruikt.
De gouden regel bij frezen – van dik naar dun
Bij het frezen moet u altijd rekening houden met de wijze waarop spanen worden gevormd. Het is de freespositie die de spanen vormt en u moet altijd voor dikke spanen bij intrede gaan en dunne spanen bij uittreden om een stabiel freesproces te waarborgen.
Onthoud de gouden regel bij frezen – dik naar dun – om de kleinst mogelijke spaandikte te waarborgen bij uitdraaien uit de snede.
Meelopend frezen
Bij meelopend frezen wordt het snijgereedschap gevoed met de draairichting. Meelopend frezen is altijd de voorkeursmethode wanneer machine, bevestiging en werkstuk het toelaten.
Bij perifeer meelopend frezen, zal de spaandikte afnemen van de start van de snede, en geleidelijk nul bereiken bij het einde van de snede. Dit voorkomt dat de snijkant gaat wrijven en polijsten tegen het oppervlak voordat deze in snede treedt.


De grote spaandikte is gunstig, en de snijkrachten hebben de neiging het werkstuk in de frees te trekken, waarbij de snijkant in snede blijft.
Echter, omdat de frees de neiging heeft in het werkstuk te trekken, moet de machine omgaan met de speling van de tafelvoeding middels het elimineren van de speling (back-lash) van de kogelomloopspil. Wanneer het gereedschap in het werkstuk trekt, neemt de voeding onbedoeld toe, hetgeen kan leiden tot excessieve spaandikte en snijkantbreuk. Overweeg in dergelijke gevallen tegenlopend frezen.
Tegenlopend frezen
Bij tegenlopend frezen (conventioneel frezen), is de voedingsrichting van het snijgereedschap tegenovergesteld aan de draairichting daarvan.
De spaandikte begint bij nul en neemt toe naar het einde van de snede. De snijkant moet in de snede worden gedwongen, waardoor een wrijvend of polijstend effect vanwege frictie ontstaat, hoge temperaturen, en in veel gevallen contact met een door de voorgaande snede verhard oppervlak. Dit leidt tot een kortere standtijd.


De dikke spanen en hogere temperatuur bij het uittreden uit snede veroorzaken hoge treksterkten welke de standtijd reduceren en vaak resulteren in een snel defect van de snijkant. Het kan er ook toe leiden dat spanen blijven plakken of vastlassen aan de snijkant, waardoor ze ronddraaien tot het begin van de volgende snede, of tot kortstondige snijkantuitbreking leiden.
Snijkrachten hebben de neiging de frees en het werkstuk van elkaar weg te duwen en andere radiale krachten hebben de neiging het werkstuk van de tafel te lichten.
Tegenlopend frezen kan gunstig zijn wanneer er grote variaties in werktoeslag optreden. Ook wordt aanbevolen om tegenlopend frezen te gebruiken bij het gebruik van keramische wisselplaten in hittebestendige legeringen, omdat keramiek gevoelig is voor stoten bij intrede in het werkstuk.
Werkstukopspanningen
Voedingsrichting van het gereedschap stelt verschillende eisen aan de opspanning van het werkstuk. Tijdens tegenlopend frezen, moet het bestand zijn tegen optillende krachten. Tijdens meelopend frezen moet het bestand zijn tegen trekkrachten.
Freespad en spaanvorming
Een juist freespad en een correcte spaanvorming bij het frezen zijn belangrijke factoren... chevron_right
Groef- of sleuffrezen
Groef- of sleuffrezen is een bewerking waarbij schijffrezen vaak de voorkeur geniet... chevron_right
Hoe de freesvertanding kiezen
Bij het selecteren van het meest geschikte aantal effectieve snijkanten ( z c )... chevron_right
Trillingen
Trillingen bij het frezen kunnen optreden door beperkingen van het snijgereedschap,... chevron_right